boende af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- boen·de af
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afboenen |
boende af
- enkelvoud verleden tijd van afboenen
- Ik boende af.
- Jij boende af.
- Hij, zij, het boende af.
- Ik boende af.
vervoeging van |
---|
afboenen |
boende af