afboenen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·boe·nen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en boenen ww
Werkwoord
afboenen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afboenen |
boende af |
afgeboend |
zwak -d | volledig |
- aan de buitenkant schoonmaken
- Sinaasappels goed afboenen. Snij er één in mooi plakken. Pers de rest uit en bewaar 6 gave lege helften. Maak ze mooi schoon. Breng sinaasappelsap aan de kook en laat inkoken tot ½ dl. [2]
- “Beste Felix, een lekkere, gezonde, vegetarische winterschotel voor 3-4 personen, die ook voor kinderen heerlijk is. Quorn in bak doen, daarover heen aardig wat ketjap, aanlengen met water. Regelmatig door roeren. Zoete aardappel flink afboenen, hoeft niet geschild te worden, in schijven snijden." [3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'afboenen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afboenen" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf FELIX WILBRINK 04 aug. 2012 Sinaasappeltoetje
- ↑ De Telegraaf 03 feb. 2014 Gezonde zuurkool
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be