bobsleede
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bob·slee·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bobsleeën |
bobsleede
- enkelvoud verleden tijd van bobsleeën
- Ik bobsleede.
- Jij bobsleede.
- Hij, zij, het bobsleede.
- Ik bobsleede.
vervoeging van |
---|
bobsleeën |
bobsleede