• IPA: /blɔkɔvala/
  • blo·ko·va·la

blokovala

  1. vrouwelijk derde persoon enkelvoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord blokovat
  2. onzijdig derde persoon meervoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord blokovat
  3. vrouwelijk enkelvoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord blokovat
  4. onzijdig meervoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord blokovat