• bloe·de·ri·ge

bloederige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van bloederig
     Pieter zat in een stoel voor de televisie. Zijn lippen geklemd om de loop van een geweer. De achterkant van zijn hoofd was een bloederige massa. Op zijn schoot een afscheidsbrief: Ik heb één zaak te veel verloren.[1]