• blitzt
vervoeging van
blitzen

blitzt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blitzen
    • Jij blitzt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blitzen
    • Hij blitzt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van blitzen
    • Blitzt!