Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blauwt

Werkwoord

vervoeging van
blauwen

blauwt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blauwen
    • Jij blauwt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blauwen
    • Hij blauwt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van blauwen
    • Blauwt!