blauwden
- blauw·den
vervoeging van |
---|
blauwen |
blauwden
- meervoud verleden tijd van blauwen
- Wij blauwden.
- Jullie blauwden.
- Zij blauwden.
- Wij blauwden.
- Het woord blauwden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
blauwen |
blauwden