Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·rijft

Werkwoord

vervoeging van
binnenrijven

binnenrijft

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenrijven
    • ... dat jij binnenrijft. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenrijven
    • ... dat hij binnenrijft. 

Gangbaarheid