• IPA: /bɪɱbala/
  • bim·ba·la

bimbala

  1. vrouwelijk derde persoon enkelvoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord bimbat
  2. onzijdig derde persoon meervoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord bimbat
  3. vrouwelijk enkelvoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord bimbat
  4. onzijdig meervoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord bimbat