Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·zon·ders

Bijvoeglijk naamwoord

bijzonders

  1. partitief van de stellende trap van bijzonder
    • Dat is niets bijzonders. 
     'Niks bijzonders. Een akkefietje met de jongens. Na het eten hebben we het er wel over, oké? '[1]

Verwijzingen