bijsprongen
- Geluid: bijsprongen (hulp, bestand)
- bij·spron·gen
vervoeging van |
---|
bijspringen |
bijsprongen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van bijspringen
- ...dat wij bijsprongen.
- ...dat jullie bijsprongen.
- ...dat zij bijsprongen.
- ...dat wij bijsprongen.
- Het woord bijsprongen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.