• bij·sprin·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bijspringen
sprong bij
bijgesprongen
klasse 3 volledig

bijspringen

  1. ergatief iemand financieel uit de problemen halen
    • Zijn ouders waren hem bijgesprongen, maar zelfs dat mocht niet baten. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be