Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·slof·te

Werkwoord

vervoeging van
bijsloffen

bijslofte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van bijsloffen
    • ... dat ik bijslofte. 
    • ... dat jij bijslofte. 
    • ... dat hij, zij, het bijslofte. 

Gangbaarheid