Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·sloft

Werkwoord

vervoeging van
bijsloffen

bijsloft

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijsloffen
    • ... dat jij bijsloft. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijsloffen
    • ... dat hij bijsloft. 

Gangbaarheid