bijhield
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bij·hield
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bijhouden |
bijhield
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van bijhouden
- ... dat ik bijhield.
- ... dat jij bijhield.
- ... dat hij, zij, het bijhield.
- ... dat ik bijhield.