Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·de·han·te

Bijvoeglijk naamwoord

bijdehante

  1. verbogen vorm van de stellende trap van bijdehand
     Ik ben slechts een gesjeesde studente kunstgeschiedenis die precies op het verkeerde moment de bijdehante psychologe uit wil hangen.[1]

Verwijzingen