Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bier·brouw·de

Werkwoord

vervoeging van
bierbrouwen

bierbrouwde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van bierbrouwen
    • ... dat ik bierbrouwde. 
    • ... dat jij bierbrouwde. 
    • ... dat hij, zij, het bierbrouwde. 

Gangbaarheid