Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zwen·delt

Werkwoord

vervoeging van
bezwendelen

bezwendelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezwendelen
    • Jij bezwendelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezwendelen
    • Hij bezwendelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bezwendelen
    • Bezwendelt!