• be·zweert
vervoeging van
bezweren

bezweert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezweren
    • Jij bezweert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezweren
    • Hij bezweert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bezweren
    • Bezweert!