Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zuip

Werkwoord

vervoeging van
bezuipen

bezuip

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezuipen
    • Ik bezuip. 
  2. gebiedende wijs van bezuipen
    • Bezuip! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezuipen
    • Bezuip je?