bezoldigt
- be·zol·digt
vervoeging van |
---|
bezoldigen |
bezoldigt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezoldigen
- Jij bezoldigt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezoldigen
- Hij bezoldigt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bezoldigen
- Bezoldigt!
- Het woord bezoldigt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.