bezigt
- be·zigt
vervoeging van |
---|
bezigen |
bezigt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezigen
- Jij bezigt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezigen
- Hij bezigt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bezigen
- Bezigt!
- Het woord bezigt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.