bezigde
- be·zig·de
vervoeging van |
---|
bezigen |
bezigde
- enkelvoud verleden tijd van bezigen
- Ik bezigde.
- Jij bezigde.
- Hij, zij, het bezigde.
- Ik bezigde.
- Het woord bezigde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
bezigen |
bezigde