Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ziet

Werkwoord

vervoeging van
bezien

beziet

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezien
    • Jij beziet. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezien
    • Hij beziet. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bezien
    • Beziet!