Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·vries

Werkwoord

vervoeging van
bevriezen

bevries

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevriezen
    • Ik bevries. 
  2. gebiedende wijs van bevriezen
    • Bevries! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevriezen
    • Bevries je?