• be·trouw
vervoeging van
betrouwen

betrouw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betrouwen
    • Ik betrouw. 
  2. gebiedende wijs van betrouwen
    • Betrouw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betrouwen
    • Betrouw je?