• be·tra·lie·de
vervoeging van
betraliën

betraliede

  1. enkelvoud verleden tijd van betraliën
    • Ik betraliede. 
    • Jij betraliede. 
    • Hij, zij, het betraliede. 
  2. verbogen vorm van betralied, voltooid deelwoord van betraliën