Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·toom

Werkwoord

vervoeging van
betomen

betoom

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betomen
    • Ik betoom. 
  2. gebiedende wijs van betomen
    • Betoom! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betomen
    • Betoom je? 

Gangbaarheid