Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
beteren

beteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van beteren
    • Ik beteerde. 
    • Jij beteerde. 
    • Hij, zij, het beteerde. 
  2. verbogen vorm van beteerd, voltooid deelwoord van beteren
Verwante begrippen