Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·straf

Werkwoord

vervoeging van
bestraffen

bestraf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestraffen
    • Ik bestraf. 
  2. gebiedende wijs van bestraffen
    • Bestraf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestraffen
    • Bestraf je?