bestraf
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·straf
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bestraffen |
bestraf
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestraffen
- Ik bestraf.
- gebiedende wijs van bestraffen
- Bestraf!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestraffen
- Bestraf je?