• be·ston·den
vervoeging van
bestaan

bestonden

  1. meervoud verleden tijd van bestaan
    • Wij bestonden. 
    • Jullie bestonden. 
    • Zij bestonden. 
     Ze sloot haar ogen, maar wist niet wat ze nu verder moest doen. Er bestonden namelijk geen handleidingen voor dit soort zaken.[1]