• be·spot·te
vervoeging van
bespotten

bespotte

  1. enkelvoud verleden tijd van bespotten
    • Ik bespotte. 
    • Jij bespotte. 
    • Hij, zij, het bespotte. 
  2. aanvoegende wijs van bespotten
  3. verbogen vorm van bespot, voltooid deelwoord van bespotten