bespikkelde
- Geluid: bespikkelde (hulp, bestand)
- be·spik·kel·de
vervoeging van |
---|
bespikkelen |
bespikkelde
- enkelvoud verleden tijd van bespikkelen
- Ik bespikkelde.
- Jij bespikkelde.
- Hij, zij, het bespikkelde.
- Ik bespikkelde.
- verbogen vorm van bespikkeld, voltooid deelwoord van bespikkelen
- Het woord bespikkelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.