besloot
- be·sloot
vervoeging van |
---|
besluiten |
besloot
- enkelvoud verleden tijd van besluiten
- Ik besloot.
- Jij besloot.
- Hij, zij, het besloot.
- Ik besloot.
- Het woord besloot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "besloot" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be