• be·slag·tog
  • Zweedse werkwoordsvorm met het voorvoegsel be-
Naar frequentie 285278

beslagtog

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van beslagta
    «Polisen beslagtog på torsdagen fem spelautomater på ett matställe på Fosievägen.»
    De politie heeft op donderdag vijf speelautomaten bij een eetgelegenheid op Fosievägen in beslag genomen.