Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·schil·dert

Werkwoord

vervoeging van
beschilderen

beschildert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beschilderen
    • Jij beschildert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beschilderen
    • Hij beschildert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beschilderen
    • Beschildert!