berokkenden
- Geluid: berokkenden (hulp, bestand)
- be·rok·ken·den
vervoeging van |
---|
berokkenen |
berokkenden
- meervoud verleden tijd van berokkenen
- Wij berokkenden.
- Jullie berokkenden.
- Zij berokkenden.
- Wij berokkenden.
- ▸ Coby gaf hem een speelse tik tegen zijn schouder, waarbij ze er wel voor zorgde dat haar lange, rode nagels beide partijen geen schade berokkenden.[1]
- Het woord berokkenden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.