stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid
deelwoord
enkelvoud meervoud
(berimpen) (beramp) (berompen) berompen
 klasse 3  volledig   

berimpen [1]

  1. ergatief verschrompelen, rimpelig worden
    • Die huut was hem ter waert swart bemasschert ende berompen. 
  • Alleen het deelwoord is geattesteerd
  1. Middelnederlandsch woordenboek van
    Eelco Verwijs, Jacob Verdam
    Deel 1, 1885 M. Nijhoff