• be·pleis·tert
vervoeging van
bepleisteren

bepleistert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bepleisteren
    • Jij bepleistert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bepleisteren
    • Hij bepleistert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bepleisteren
    • Bepleistert!