Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·pleis·ter·de

Werkwoord

vervoeging van
bepleisteren

bepleisterde

  1. enkelvoud verleden tijd van bepleisteren
    • Ik bepleisterde. 
    • Jij bepleisterde. 
    • Hij, zij, het bepleisterde. 
  2. verbogen vorm van bepleisterd, voltooid deelwoord van bepleisteren