• be·pijlt
vervoeging van
bepijlen

bepijlt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bepijlen
    • Jij bepijlt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bepijlen
    • Hij bepijlt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bepijlen
    • Bepijlt!