Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·looft

Werkwoord

vervoeging van
beloven

belooft

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beloven
    • Jij belooft. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beloven
    • Hij belooft. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beloven
    • Belooft!