Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·loof·de

Werkwoord

vervoeging van
beloven

beloofde

  1. enkelvoud verleden tijd van beloven
    • Ik beloofde. 
    • Jij beloofde. 
    • Hij, zij, het beloofde. 
  2. verbogen vorm van beloofd, voltooid deelwoord van beloven