Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·koor

Werkwoord

vervoeging van
bekoren

bekoor

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekoren
    • Ik bekoor. 
  2. gebiedende wijs van bekoren
    • Bekoor! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekoren
    • Bekoor je?