beknopte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·knop·te
Bijvoeglijk naamwoord
beknopte
- verbogen vorm van de stellende trap van beknopt
- ▸ ‘Dat heb ik zeker verkeerd verstaan,’ zei ze jolig, helemaal in de geest van de beknopte conversatie.[1]
beknopte