Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·knel·de

Werkwoord

vervoeging van
beknellen

beknelde

  1. enkelvoud verleden tijd van beknellen
    • Ik beknelde. 
    • Jij beknelde. 
    • Hij, zij, het beknelde. 
  2. verbogen vorm van bekneld, voltooid deelwoord van beknellen