Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·kijkt

Werkwoord

vervoeging van
bekijken

bekijkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekijken
    • Jij bekijkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekijken
    • Hij bekijkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bekijken
    • Bekijkt! 
     Op wat voor vragen moet ik dan antwoord geven? Ik weet net zoveel als jullie. Of net zo weinig, het ligt eraan vanuit welk oogpunt je het bekijkt.’[1]

Verwijzingen