Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·je·gent

Werkwoord

vervoeging van
bejegenen

bejegent

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bejegenen
    • Jij bejegent. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bejegenen
    • Hij bejegent. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bejegenen
    • Bejegent!