begunstig
- be·gun·stig
vervoeging van |
---|
begunstigen |
begunstig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begunstigen
- Ik begunstig.
- gebiedende wijs van begunstigen
- Begunstig!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begunstigen
- Begunstig je?
- Het woord begunstig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.